Horst Rickels

Waterorgan with Joachim Hartz (1961-2021)

Lees de uitgebreide Nederlandse versie onder de video.

Today is the opening of the exhibition dedicated to the work of my dear friend Joachim Hartz, who passed away on August 14, 2021: painter, musician, videographer, scenographer. etc. etc.. Here I introduce a soundpiece we made in the mid 90s and some context of my early work in collaboration with Silo Theater and Jochem. The Dutch version contains a more detailed account of my early memories as a sound explorer with Silo Theatre, founded by Milou Veling, and its predecessors at the Object Theatre department in the Amsterdam Theatre School. The Soundpiece is part of the exhibition and also available below.

Jochem Hartz in the performance installation of Silotheater, Een kaar in de graansilo, Festival De Parade, 1995. Photo Ania Harre.

 

In spring 2021 I began to organise the transfers of my DAT tapes with recordings from the Silo and from the Silo Theatre. When I learnt that no action was undertaken by my sound guy, some six weeks ago, I found someone with a DAT machine. I attempted to transfer some tapes, but several tapes, including one Silo tape, broke. When the news about Jochem arrived I went to look for audiocassettes recorded under the bridge during Een Kaar in de Graansilo, at Festival De Parade, 1995. One crippled recording of the Waterorgan turned up, and a complete one. The last one was immediately followed by an excerpt of a recording made by Jochem and others in an actual silo, with a long delay time. It was a repetitive sound of clanging metal, a pan flute and some voices. They vaguely reminded me of church bells and seemes somehow fitting as a sonic farewell to Jochem, so I decided to keep these two connected pieces in the original form, live from under a bridge in Amsterdam.

 

Waterorgel Kaarklok (Waterorgan Silobell).

Waterorgan designed and built by Jochem Hartz, played by Jochem and Mark van Tongeren

Silobell played by members of Silotheatre in the Graansilo.

All rights for the sound piece and photos reserved by the respective makers.

 

Jochem’s Waterorgan

In 1994 or 1995 Jochem had built a waterorgan. It consisted of several pipes that were placed vertically, and also vertically movable. These were not round pipes, but square ones, made of four planks. Like any organ pipe, the sound was produced through a slit in the side of the pipe. In ordinary organ pipes there is a bellows system that pushes air through the pipes. Jochem’s organ had a different method of producing airflow: the pipes were resting in a trough filled with water. The lower end of each pipe was open. By moving the pipes up and down by hand, we would change the height of the water inside the pipe, and add air pressure. I am not 100% sure about how it worked anymore: supposedly we pushed one or two pipes deeper into the water using one or two hands, driving the water level up into the pipe and increasing the air pressure, so that the tone began to sound. Once we let a pipe down again, the water would slowly recede, the pressure would be reduced and the tone would slowly fade out. The control of the tones was therefore not so direct, and not stable either. This allowed for several effects usually avoided in organ pipes, like the sound of moving air without a clear tone, or the occurance of so-called ‘voorlopertonen.’ These less stable tones would give rise to the flageolets (instrumental overtones) you hear. Of course Jochem was still working on this organ as we began to play it. Then we obtained precious studio time and the help of a sound engineer to make recordings to be played back in the theatre performance. We made several attempts to arrive at a satisfactory composition, adjusting things on the go. The recordings became part of a mix of playback sounds I would play and live sounds at the performance Een Kaar in de Graansilo.

Silotheater, Een kaar in de graansilo, De Parade, 1995. Photo Ania Harre.

 

The exhibtion opens today at the Fuse Gallery, NDSM, Amsterdam, and runs till October 3.

http://www.ndsm-fuse.eu/programma.html.

Here is a a video of some of Jochem’s work.

 

ADDITION October 2021: I just saw this video of the actual exhibition which I could not attend (10.000 km away). I am stunned really by the amount of work on display, what a productive guy he was!

What follows are my memories of Jochem’s early performances and our collaboration, including my first-ever performance, in Dutch.

 

Scène 1 Akte 1.
Eerste herinnering.

Rond 1990 gaat Daphne Object Theater studeren en zo doende zie ik vanaf het eerste jaar heel veel voorstellingen van alle studenten, vaak als collectief werk. De herinnering aan de allereerste voorstelling is nog in mijn geheugen gebrand. Vooral het stuk van Jochem.

We zitten te kijken naar een rij kartonnen borden op een afstand van een meter of 3-4. Daarop tekeningen of schilderingen van brommers (of mensen op brommers? – daar wil ik van af zijn). We horen het geluid van brommers die stilstaan, pruttelende motortjes. De borden bewegen amper, maar gaan gaandeweg een beetje onrustig heen en weer. Misschien een stuk of 10? De brommertjes beginnen zich te roeren, de geluiden worden wat drukker. Gepruttel wordt af en toe een dotje gas. De borden willen naar voren, dat is duidelijk. Het lawaai neemt toe, harder en harder, met van die aggresieve gas-stoten waar je je als wandelaar op een oversteekplaats niet bij op je gemak voelt. Nu wordt het echt heel onrustig, de brommers beginnen enorm intimiderend lawaai te maken. Dan opeens gaat er een bel: kennelijk was het een brug die weer open gaat. Het volle geweld barst los. De borden spuiten naar voren, recht op ons af, het geluid wordt angstaanjagend. Terwijl wij terugdeinzen is het geluid opeens weg, het licht uit en de zaal weer pikdonker.

(Jochem maakte de opname daadwerkelijk bij een geopende brug vlakbij de Theaterschool, en souffleerde de wachtenden, met  microfoon in de hand, steeds heftiger de gashendels te openen).

Silotheater, Een kaar in de graansilo, De Parade, 1995. Photo Ania Harre.

Scéne 1 Akte 2.
Tulundusac.

Milou maakt een voorstelling over een IJslandse mythe en nodigt mij uit om boventonen te zingen. Toevallig heb ik een paar weken geleden (augustus 2021) de opnames van deze voorstelling en de voorbereidingen teruggehoord op een oude cassette. Langdurig irritant geratel van een zware ketting over een katrol, een authentieke luchtdruk sirene (zo een die ik na 30 jaar opnieuw zie en hoor in een restaurantje in Yilan waar de chefkok aan alle gasten demonstreert wat het is), druk gepraat en geroep, en ik maar oefenen met zingen.
Jochem maakt een apparaat waarmee een bos omgehakt moet worden. Nou ja, wat heet. Het bos zijn slierten die van het plafond van de theaterzaal naar beneden hangen, plastic slierten. De machine is een stel wieken waar scheermesjes aan vastgemaakt zitten die dus al draaiend, horizontaal dat plastic moeten doorsnijden. En die wordt aangedreven door de motor van een centrifuge. En hoe wordt die machine dan wel gebruikt? Welnu die machine (inclusief die motor) moet op het hoofd van een boventoonzanger komen. En die motor moet op zeker moment flink gaan draaien. Dan loopt die boventoonzanger al zingend door dat bos en worden de bomen dus gekapt. Logisch toch? (Laat ik nou toevallig ook nog eens bang zijn voor centrifuge-motoren, die eens bijna mijn hand meesleurden en mijn arm aan gruzelementen draaiden omdat ik dacht een beetje te kunnen spelen met een handdoek die ik naar binnen liet zakken, terwijl het onding op volle toeren draaide. Ik keek ademloos naar de geweldige en mogelijk ook gewelddadige kracht van techniek). De scene in het bos met boventoonzang en een zacht-ronkende motor werd ruw maar wel opzettelijk verstoord door vreselijke lawaaiïge apparaten, als kettingzagen, ook door Jochem bediend. Dankzij Jochem kan niemand mij ervan beschuldigen dat ik alleen maar zoet-zalvende boventonen zing, mijn debuut uit 1992 is het bewijs. Milou houdt zich ondertussen met 1001 dingen bezig maar voor zover ik me herinner laat ze ons lekker onze gang gaan, heel karakteristiek, een werkwijze die ze later nog zal verfijnen en die tot allerlei memorabele sessies leidt.

Silotheater, Een kaar in de graansilo, De Parade, 1995. Photo Ania Harre.

Scène 1 Akte 3.
Waterorgel

Jochem heeft een waterorgel gebouwd voor de afstudeervoorstelling van Milou waar ik ook weer aan mee doe: ‘Een Kaar in de Graansilo,’ 1995. Jochem heeft daarvoor een fraai waterorgel gemaakt. Die bestaat uit enkele verticale, beweegbare pijpen die een toon kunnen maken door een sleuf in de zijkant. Het zijn geen ronde pijpen maar vierkante, zelf in elkaar gelijmd door Jochem van vier planken. Normaalgesproken drijft een blaasbalg de lucht door de pijpen, maar Jochem heeft een alternatief systeem bedacht: de rij pijpen rust in een trog met water en het ondereinde van elke pijp is open. Door ze met de hand omhoog te trekken uit het water en weer neer te laten, kan je de hoogte van het waterniveau en dus de luchtdruk variëren. Volgens mij trokken we ze omhoog waardoor het water laag kwam te staan en de pijp als het ware ‘inademde,’ en begonnnen dan de pijp gecontroleerd weer in het water te laten zakken waardoor de toon ging klinken (maar het kan evengoed eerst omhoog halen geweest zijn). We konden de toon niet helemaal direct of stabiel controleren, hij stierf langzaam weg naarmate de druk weer wegviel. Er ontstonden zo geluiden die normale orgelbouwers koste wat kost willen vermijden, zoals het geluid van duidelijk hoorbare ‘ademende’ lucht en voorlopertonen (dat dat zo heette leerde ik later van instrumentenbouwer Horst Rickels, die mogelijk de aanzet had gegeven voor Jochem’s waterorgel tijdens lessen op de Theaterschoool). Deze minder stabiele tonen leidden tot de flageoletten (instrumentale boventonen) die je hoort. Uiteraard was Jochem nog bezig zijn orgel te bouwen toen we ermee begonnen te spelen. We kregen studiotijd en een technicus toegegewezen om opnames te maken voor gebruik tijdens de voorstelling, deden diverse pogingen om tot een rudimentaire compositie te komen en leerden al doende. De opnames werden onderdeel van een mix van allerlei geluiden die ik van banden en obscure elpees en cds had verzameld, en vermengd met live gezongen en gespeelde geluiden en muziek.

Silotheater, Een kaar in de graansilo, De Parade, 1995. Photo Ania Harre.

Scène 2 Akte 1.
De Parade

De chemie rond het brandende kernpunt van Milou en Jochem breidt zich uit tot een organisme dat zichzelf voortdurend ontwikkelt en transformeert. Terts Brinkhof ziet het stuk en nodigt Milou uit om op een uithoek van festival De Parade te komen spelen, onder de brug over de Amstel. We krijgen de kans het stuk nog wekenlang op te voeren, vaak non-stop gedurende lange avonden. Ik voel me als een vis in het water in deze vreemde multidimensionale wereld, waarin mensen over het plafond en de zijmuren lopen, de grond een spiegelend oppervlak is, en het achterdoek soms een peilloze diepte van een soort tunnel laat zien, die toch geen tunnel is (het is een filmopname loodrecht naar beneden in een kaar van de Graansilo). Wat hier gebeurt, is veel groter dan wat ik ooit zal kunnen bevatten. De biotoop die Milou om ons heen bouwt zwelt aan tot haast mythische proporties: bouwers, restaurateurs, licht- en projectiemensen, performers, en vooral veel denkers-makers zoals Jochem. Ik begrijp soms bar weinig van de discussies waar dit allemaal over gaat, maar het prikkelt enorm en opent deuren. Alles hecht zich diep in mijn wezen vast en plant zich ook in mijn onderbewustzijn. Gedurende tientallen jaren zullen Jochem, Milou en de Graansilo in allerlei fantastische dromen opduiken, allemaal terug te voeren op die eerste voorstellingen.

Silotheater, Een kaar in de graansilo, De Parade, 1995. Photos Ania Harre.

De Waterorgel Opname

Dit voorjaar wilde ik mijn digitale audiocasettes laten overzetten van opnamesessies in een kaar (de verticale schacht die als opslagplaats voor graan etc. diende) en van andere geluiden gebruikt voor Silo Theater. Toen ik merkte dat daar niets van kwam vond ik in augustus iemand met een DAT machine en wilde beginnen met het overzetten. 1 of 2 Silo tapes braken of wilden niet afspelen. Toen het nieuws over Jochem’s dood kwam ging ik de gewone audiocassettes checken. De opname hier is een fragment van vier uur tape opnames, live onder de brug op de Parade, 1995. Het Waterorgel kwam diverse malen voorbij en wordt hier gevolgd door een opname die een aantal leden van Silo Theater maakten in zo’n kaar van de Graansilo aan de Westerdoksdijk. De lange galm van de kaar en het kerkklok-achtige geluid met wat vage andere geluiden, voorafgegaan door Jochem’s waterorgel, vormde de soundtrack van mijn eigen rouwproces hier in Taiwan. Vandaag opent de tentoonstelling aan het zeer diverse werk van deze veelzijdige kunstenaar en dierbare vriend. Inderdaad, “Jochem was een hartzvriend van velen” zoals de poster vermeldt.

 

Jochem Hartz, 1999. Photo by Mark van Tongeren

 

Het ligt in de bedoeling dat dit bescheiden audioretrospectief rondom Jochem een vervolg krijgt met meer audioreleases uit de Silo en van Silo Theater.

Hier is nog een mooi artikel in Trouw gewijd aan Jochem.

Rechten van audio, video en foto voorbehouden.

All rights of audio/video/photo reserved.

 

‘Horst Rickels: Verkenner van muziek en ruimte’ op November Music 2012

this one’s in Dutch – a translation will follow later on!

Horst Rickels is de afgelopen jaren als artistiek begeleider en componist betrokken geweest bij mijn onderzoek Grenzen van het Hoorbare. Ik heb veel aan hem gehad middels zijn begeleiding, adviezen, een prachtige compositie en de regie over de eindvoorstelling (die hopelijk voorjaar 2013 te zien en horen is in Nederland). Minstens zo mooi was het verhaal dat hij me vertelde over een bijzonder luisterervaring. Maar eerst even de actualiteiten: meerdere klankinstallaties van Rickels zijn nu te horen en te zien in ‘Horst Rickels – Verkenner van geluid en ruimte’ tijdens het November Music festival in ’s Hertogenbosch. Voor dit ‘retrospectief’ kreeg Rickels carte blanche om met oud en nieuw werk de ruimtes van het historische Kruithuis akoestisch tot leven te wekken. Met Joop van Brakel bespeelt hij daarnaast zijn beroemdste installatie, de Mercurius Wagen. Bovendien verschijnt er voor deze gelegenheid een overzicht in boekvorm van zijn werk, dat verkrijgbaar is via November Music.

Ik leerde Horst persoonlijk kennen in de jaren negentig, toen ik diverse workshops gaf aan wat toen nog de Interfaculteit Beeld en Geluid (nu: ArtScience) in Den Haag heette. In 1999 volgde een uitnodiging mee te doen aan de voorstelling De Bazuinen van Jericho van Rickels en Tjeerd Oostendorp. We ontwikkelenden de voorstelling gedurende een aantal weken in De Fabriek in Eindhoven, waar het door Rickels bedachte Trivento-orgel stond opgesteld. Ik had het voorrecht een deel van die periode in de Fabriek te overnachten. In de late uurtjes, als iedereen weg was, nam ik de gelegenheid te baat en ging improviseren op het Trivento orgel.

Rickels had het orgel zo ontwikkeld dat het in staat was kortstondige, voorbijgaande aspecten van de tonen van een orgelpijp, zoals de zogenaamde voorlopertonen, vast te houden. Normaal gesproken treden die tonen alleen heel eventjes op bij de aanzet tot de ‘echte’ toon, als een instabiel tussenmoment. Rickels’ langdurige fascinatie met de transformatie van het stabiele in het instabiele, vice versa, kreeg zodoende klinkend gestalte. Hij maakte het ongehoorde – en waarschijnlijk meestal ongewenste – hoorbaar. De complexe installatie, die ook bestond uit speciaal ontwikkelde hard- en software om de instabiele situaties vast te houden en bespeelbaar te maken, moest na de voorstelling weer afgebroken worden en verdween zoals veel van zijn installaties naar Rickels’ werkplaats. Ik herinner met wel dat hij me vertelde dat er een versie van dit orgeltype stond opgesteld, of zelfs permanent ingemetseld was, in de constructie van de ontvangsthal van een Japans kantoorgebouw. Want het is Rickels niet of niet alleen te doen om het zoeken van nieuwe of mooie klanken door middel van installaties en machines: het gaat hem er ook om de klinkende omgeving als zodanig te beluisteren als een compositie en deze, waar dat mogelijk of gewenst is, te transformeren met subtiele akoestische of muzikale ingrepen. Bovendien heeft hij als componist zijn installaties en andere geluidsbronnen verwerkt in prachtige filmmuziek, zoals in de succesvolle documentaire Four Elements van zijn dochter, de filmmaakster Jiska Rickels.

Het breken van het maagdenvlies in het oor

Horst is een begenadigd kunstenaar, hij was een geliefd docent – hij is net opgehouden met zijn docentschap aan de afdeling ArtScience – maar hij is ook een bijzondere verkenner van klank door de manier waarop hij luistert en reflecteert op de muzikale ervaring. En daarmee kom ik terug op een verhaal dat me enkele jaren geleden vertelde, tijdens een gesprek bij hem thuis over mijn onderzoek naar ‘grenzen van het hoorbare.’ Het betrof een bijzondere geluidservaring van zo’n 30 jaar daarvoor, waarvan hij de impact die het op hem had nog nooit met iemand gedeeld had. Dit was wat hij me vertelde:

Het was in het Appollohuis, ik denk dat het rond 1987 was. Ik ging naar het Apollohuis omdat Pauline Oliveros daar speelde. Ze speelde accordeon en ik speelde zelf ook accordeon. Iedereen ging zitten en het was heel rustig. Je hoorde buiten auto’s voorbijzoemen en Pauline speelde ontzettend ingetogen en in zichzelf verzonken een paar tonen. En ik dacht: wat speelt ze daar toch? Wat vervelend! Ik kende accordeonisten zoals Guy Klucevsek, dat was een enorme virtuoos. En Pauline deed dus bijna niets. Ze trok dat ding uit elkaar, dan kwamen er een paar tonen en dan de volgende. Ik begreep ook de akkoordopeenvolging niet. Wat speelt ze nou toch? Wat vervelend! Ik hoop dat het goed wordt. Ik begon mij al te vervelen, zo van: misschien moet ik maar naar huis… Ik was ook boos, want als ik niet begrijp wat iemand doet dan wordt ik ongeduldig en boos. Wat moet dat nou, wat is dat nou voor flauwekul? Dat gaat vaak vooraf aan datgene wat je dan plotseling … en toen, plotseling!, hoorde ik het fluiten… Ik hoorde een fluit en dacht: waar komt dat vandaan? Ik keek om mij heen om te zien waar het vandaan kwam, en toen merkte ik pas dat het van Pauline kwam, dus van die accordeon. En dat het volgende akkoord dat ze speelde een ander fluiten tot stand bracht, dus dat de compositie niet over de akkoorden of over de tonen ging die ze op de accordeon speelde, maar dat het als basis diende om iets anders tot stand te brengen wat zich in de lucht bewoog. Iets dat eigenlijk niet meer uit dat ding leek te komen, als het ware. Het maakte zich los uit de materie van de accordeon. En ik was steeds naar de accordeon aan het luisteren, maar het ging nog verder, weg van de grondtoon, ergens anders naartoe. Het zweefde als het ware in de ruimte rond. Wat er toen gebeurde is achteraf als het breken van het maagdenvlies in het oor. Dat gevoel … dat was echt een soort ontmaagding. Ik dacht: stomme idioot, heb je dat niet eerder gehoord! Achteraf was ik een beetje ontredderd … Na afloop was Pauline met mijn dochtertje aan het spelen. Ik was helemaal niet in de stemming. Terwijl zij achter elkaar aan renden zweefden bij mij die tonen nog rond. Dat was werkelijk een moment … een moment dat je niet vaak meemaakt. Dat je plotseling iets nieuws ontdekt.

Ik heb het nog nooit aan iemand verteld. In de eerste plaats probeer ik zoiets te koesteren in plaats van erover te praten. Audio-art kunstenaars waren veel met de boventonen en met de boventoonreeks bezig. Dus die praatten over het fenomeen, maar niet over hun ervaring. En dat is misschien in het algemeen het probleem. We proberen dat dan te begrijpen, dus het zit zo en zo in elkaar, maar het moment dat je het meemaakt is eigenlijk een heilig moment. Daar wordt je zo door geraakt dat je niet meer de oude bent. Er gebeurt iets met je. Hé, de wereld zit nog anders in elkaar dan ik dacht. En dat is een relatief heilig moment, zoals een geboorte van iets nieuws. Daar valt niet goed over te praten. Na zoveel jaar praat ik er over, maar ik praat meestal eigenlijk niet over wat muziek met je doet. Je kunt zeggen: ik vond het mooi of prachtig, of dáár hebben ze iets te hard gespeeld. Maar wat het met je dóet of met je gedaan heeft, dat is veel lastiger: breng het maar eens onder woorden. Dat is een intieme aangelegenheid eigenlijk. Het eerste horen of gewaarworden van boventonen was een heel intieme gelegenheid, omdat je denkt: ben ik wel goed? Word ik nou gek? Het was niet te plaatsen. Het is wezenlijk lichaamlozer, omdat het geen grondtoon meer heeft. De grondtoon is eigenlijk voor een groot deel het lichaam van de boventonen. Maar als je die niet meer hoort, dan ben je het lichaam kwijt, maar je bent ook nog het onderliggende lichaam kwijt, namelijk het instrument.

Dit is wel een van de mooiste omschrijvingen die ik ken van de ontdekking dat je boventonen als afzonderlijke klanken kunt horen ( het ging vermoedelijk om een concert van Oliveros op 15 Juni 1986, waarvan één stuk op de cd Apollo and Marcyas. Het Apollohuis 1980-1997. An anthology of new music concepts  is opgenomen). Het zette bovendien het doel van mijn onderzoek, waar veel woorden aan te pas komen, in een ander daglicht. We waren het over eens dat er in de directe ervaring, zeker in de esthetische ervaring zoals van een live concert, iets bijzonders aan de hand is, iets ongrijpbaar dat alleen in dat moment zelf volledig en al tot zijn recht komt. Met grenzen van het hoorbare wilde ik aangeven dat wat ik ook doe als zanger, er zullen altijd aanzienlijke verschillen blijven tussen datgene wat ik me voorstel te doen en datgene wat elke luisteraar daadwerkelijk hoort. Zelfs op het niveau van de fysieke klank, nog zonder dat het over betekenissen, symbolen en emoties gaat, kunnen de verschillen aanzienlijk zijn, zoals Rickels’ zorgvuldig gekoesterde ervaring aantoont. Als Rickels inderdaad eerder was opgestaan en de zaal had verlaten, dan hadden Oliveros’ muzikale intenties hem nooit bereikt, ofschoon zijn oren wel de tonen met hun spectrale kleuringen hadden geregistreerd. Haar intenties ontgingen mogelijk ook anderen bij wie het ‘maagdenvlies van het oor’ niet gebroken is tijdens (of al voor) het concert. Het is hoe dan ook onwaarschijnlijk dat iemand anders dezelfde intense ervaring had als Rickels. Hoe Oliveros zelf met haar aandacht het stuk beleefde weten wij evenmin. We weten vrijwel zeker dat we daar nooit achter kunnen komen en dat die kloof tussen musicus en luisteraar altijd bestaat.

Het contrast tussen mijn langdurige onderzoek naar boventonen en timbre bij de menselijke stem, dat ik niet alleen als zanger maar ook als musicoloog/schrijver heb ondernomen, kon haast niet groter. Rickels’ koesterde zijn ervaring door de extreme terughoudendhoud in het delen ervan, terwijl ik gedurende een bijna even lange tijd poogde om al denkend en schrijvend door te dringen tot onbenutte potenties van boventonen en timbre voor de stem en het gehoor. Er was wel een belangrijk verschil: ik kan me niet een aha-moment voor de geest halen waarop ik de boventonen van mijn stem (of die van een ander) voor het eerste hoorde. De enige verklaring die ik ervoor heb is dat ik wist dat er een antwoord moest komen op mijn vraag ‘wat is klankkleur?’, die het vertrekpunt was dat mij uiteindelijk tot het boventoonzingen bracht. Toen ik boventonen hoorde was ik waarschijnlijk minder verrast. Het neemt niet weg dat Rickels zijn ervaring in een poëtische beeldspraak heeft omgezet die ik bijzonder toepasselijk vind voor dit aspect van de grenzen van het hoorbare.

Vandaag is de laatste dag om de geluidenwereld van Horst Rickels aan den lijve mee te maken!

Links:

November Music 2012

Video indruk van de geïnstalleerde werken door VPRO Eigentijds

Horst Rickels op V2, Rotterdam

En in De Fabriek, Eindhoven